Wat is Nintendo onwaarschijnlijk goed bezig dit jaar: na een geslaagde lancering van de Switch-console en de mokerslag van The Legend of Zelda: Breath of the Wild komt de Japanse spellenmaker gewoon met nog een tijdloze klassieker op de proppen. Alsof de commerciële en financiële malaise waarin ze de afgelopen vijf jaar hebben vertoefd maar om te lachen was. We hebben het dus over Super Mario Odyssey, de nieuwe game uit Nintendo’s absolute totemreeks, die een perfecte balans vertoont tussen beproefde dingen en gloednieuwe concepten.
Want hoewel het zéér goed mogelijk is dat de bubblegumkleurtjes van de decors na een paar decennia toch wat spelers beginnen tegen te steken, slaagt de door Yoshiaki Koizumi aangevoerde ploeg achter de Super Mario-games er toch iedere keer weer in om aan de formule te sleutelen. Dat merk je natuurlijk meteen al in de kleine gimmicks die ze in de decors en de gameplay hebben geparkeerd, maar er zijn ook een paar ingrijpendere vernieuwingen. Zoals de korte 2D-passages, waarbij je door een pixelpijp in de muur kruipt en vervolgens een kort parcours moet afleggen in de blokjes-Mario uit de originele Super Mario Bros (1985).
Maar de belangrijkste vernieuwing in Super Mario Odyssey zit hem in Mario’s deze keer met magische krachten behepte petje, dat kan worden gebruikt als wapen tegen aankrieuwelende Goombahs en ander ongedierte, maar dat ook een héél specifieke nieuwe functie heeft: je kunt het gebruiken om tijdelijk te transformeren in zowat alles in het decor, vijanden incluis, waardoor je compleet nieuwe manieren kunt verzinnen om bepaalde obstakels te ronden, waaraan de designers misschien niet eens hadden gedacht. Of hoe ook Nintendo nu op die modieuze trein van emergent gameplay springt. Nu al een klassieker.